nav
archief 1990 - 2015

Info

Dit is de archiefsite van Stichting Handtheater. Handtheater is een unieke organisatie die sinds 1990 actief is op het gebied van podiumkunsten en cultuureducatie in gebarentaal. Ontstaan vanuit de dovengemeenschap, een minderheid met een eigen taal en cultuur, geeft Handtheater tweetalige voorstellingen, in de Nederlandse Gebarentaal en het gesproken Nederlands, in het reguliere theatercircuit in Nederland en daarbuiten. Handtheater is opgericht op 2 mei 1990 en is sinds juli 2015 niet meer actief. Op deze archiefsite staan alle waardevolle producten uit die 25 jaar. De archiefsite is opgedragen aan twee jonge dove kinderen: Bob (2010) en Sophie (2013) als vertegenwoordigers van de nieuwe generatie.

De archiefsite is in de eerste plaats gemaakt voor de dovengemeenschap en heeft als doel: (cultuur)educatie, onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

VOORGESCHIEDENIS
Dove mensen waren – voordat Handtheater werd opgericht - al actief op het gebied van de podiumkunsten. Vooral verhalen vertellen heeft een sterke traditie binnen de dovengemeenschap.
In verenigingsverband werd veel toneel gespeeld, op amateurniveau. In 1898 speelde de Algemeene Nederlandsche Doofstommen-Vereeniging Guyot het toneelstuk Marie Jeanne, de Vrouw uit de Volksklasse in de Amsterdamse Schouwburg aan de Franschelaan voor een uitverkochte zaal. Het stuk in de regie van Jb. Salomons (doofstom, zoals hij in de krant De Groene Amsterdammer werd omschreven) kreeg een goede recensie in het Volksdagblad. Andere voorstellingen volgden in het Paleis van Volksvlijt. Omdat de vereniging veel joodse leden kende, van wie velen de Tweede Wereldoorlog niet overleefden, was het met het bloeiende bestaan van de vereniging gedaan.
Na de oorlog regisseerde de dove theatermaker Frans Ackema diverse toneelstukken van de toneelclub Kunst in Onze Stilte. Frans Ackema was ook mimespeler en had in die hoedanigheid contact met de beroemde Franse mimespeler Marcel Marceau.
Eind jaren zeventig begonnen Wim Emmerik en Jean Couprie in het openbaar op te treden voor een gemengd publiek. Zij beperkten zich tot mime, omdat de Nederlandse Gebarentaal in die tijd niet werd erkend als een volwaardige taal. Meer en meer deed zich onder doven de behoefte gevoelen om theater te brengen in hun eigen taal. Een eerste stap in die richting was de oprichting van de Stichting Visueel Theater (SVT) in 1979, waarbij Jean Couprie en Wim Emmerik nauw betrokken waren. Onder deze stichting vonden diverse activiteiten plaats, behalve voorstellingen, ook een aantal videotheaterproducties in samenwerking met het Werkteater. Uiteindelijk werd de stichting opgeheven. De tijd was nog niet rijp voor theater in Nederlandse Gebarentaal. De dovengemeenschap had zich nog onvoldoende geprofileerd en er was geen structurele subsidie.
In 1981 werkte Jean Couprie mee aan de totstandkoming van het toneelstuk Kinderen van een Mindere God, met Willem Nijholt en Rick Nicolet in de hoofdrollen. Dat was voor veel dove mensen de eerste keer dat ze in een regulier theater een voorstelling konden zien in hun eigen taal en voor veel horende mensen de eerste keer dat zij kennis konden maken met de taal en cultuur van doven.

In het buitenland, vooral in de Verenigde Staten is al langer een aanbod van theater in gebarentaal. Zo geeft het National Theatre of the Deaf sinds 1967 voorstellingen in Amerikaanse Gebarentaal voor een doof en horend publiek. Het National Theatre of the Deaf is verschillende keren in Europa opgetreden, ook in de Rotterdamse Doelen en de Amsterdamse Stadsschouwburg. Optredens die veel aandacht trokken van de pers en unaniem geroemd werden vanwege hun visuele kracht. Deze voorstellingen trokken ook veel horende mensen aan die tot dan toe nooit met de dovencultuur in aanraking waren gekomen.
Het National Theatre of the Deaf heeft in al die jaren ook een grote ervaring opgebouwd met het gebruik van tolken die op allerlei manieren bij het spel worden betrokken.
In de Verenigde Staten zijn opleidingen voor dove acteurs, met name verzorgd door het National Theatre of the Deaf. Ook Gallaudet University, de enige universiteit voor doven ter wereld, kent een theateropleiding.

In Nederland ontstond in 1983 de mogelijkheid voor doven om een opleiding te volgen tot dramadocent aan de Academie voor Expressie door Woord en Gebaar, later de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Jean Couprie studeerde in 1988 als eerste aan deze school af als dramadocent. Hoewel de academie trachtte om de dove studenten zo goed mogelijk te begeleiden, onder andere door tolken in te zetten, werd er op de academie geen dovencultuur overgedragen. De studenten leerden niet hoe men dramales moet geven aan dove kinderen, noch wat theater in gebarentaal is, zou kunnen of moeten zijn. Men werd dus niet volledig opgeleid voor de beroepspraktijk waar men uiteindelijk in terecht zou komen. De behoefte aan een platform waar doven met elkaar van gedachten kunnen wisselen over het fenomeen gebarentheater en dit verder kunnen ontwikkelen, groeide.
In 1981 vond de eerste theaterweek voor dove kinderen plaats onder leiding van Jean Couprie in samenwerking met de Volkshogeschool Bakkeveen. Deze theaterweken hebben meer dan tien jaar dove kinderen in aanraking gebracht met theater.
In 1987 richtte Jean Couprie kindertheater Klaproos op. In diezelfde tijd ontstonden het Waterteater van John van Gelder en kindertheater Wapper van Gert-Jan de Kleer en Marjanne Romkema.
In januari 1989 kwamen Jean Couprie, Wim Emmerik, John van Gelder, Mieke Julien en Gert-Jan de Kleer bij elkaar in de Universiteit van Amsterdam waar John van Gelder werkte als glasinstrumentmaker. Daar werd de basis voor Handtheater gelegd, toen nog geen stichting maar een collectief van dove acteurs.
Het internationale cultuurcongres The Deaf Way dat in juli 1989 in Washington DC werd gehouden en dat werd bezocht door ruim tienduizend mensen uit de hele wereld, was een enorme stimulans. Alle dove (en horende) mensen die in Nederland actief waren op het gebied van de podiumkunsten, bezochten samen dat congres. Ze legden contacten met andere podiumkunstenaars over de hele wereld. Teruggekomen in Amsterdam organiseerde de Stichting Welzijn Doven Amsterdam (SWDA) samen met Handtheater het Internationaal Gebarentheater Festival. Serrie Kamerling, coördinator van SWDA, schreef in het programmaboekje van het festival een voorwoord dat nog steeds actueel is:

Volgens het beleid van de overheid zouden dove mensen ook gebruik moeten kunnen maken van algemene voorzieningen, zoals de theaters. Maar de theaters zijn zonder tolk ontoegankelijk voor dove mensen. En met tolk is ‘horend’ theater meer een kwestie van hard werken dan een avondje uit. Gebarentheater is daarop een antwoord, omdat dove mensen daarvan wel kunnen genieten en het specifieke van dovencultuur in gebarentheater bijzonder goed tot zijn recht komt.
Voor horende mensen is het visuele van gebarentheater ook erg aantrekkelijk.
Voorwaarde is wel dat dove mensen de kans krijgen om gebarentheater te ontwikkelen. Daarvoor zijn voorzieningen nodig, zoals vorming en scholing, budgetten om eigen producties te maken en een eigen theater dat openstaat voor iedereen, doven en horenden
. Serrie Kamerling, Amsterdam, 1989

Tijdens het Internationaal Gebarentheater Festival gaven theatergroepen uit Engeland, België, Frankrijk, Spanje, Noorwegen, de Verenigde Staten, Denemarken, Ierland en Nederland voorstellingen in vier Amsterdamse theaters. Daarnaast waren er workshops, lezingen en discussies.

Na de oprichting van Handtheater in mei 1990 werd er bij John van Gelder thuis gerepeteerd en bij Mieke Julien thuis kantoorgehouden. Handtheater maakte voorstellingen met projectsubsidies en kon gebruikmaken van verschillende Amsterdamse theaterzalen, zoals de Brakke Grond, De Balie, Speeltheater en PH 31. Er werden voorstellingen gegeven die indruk maakten op doven en horenden, zoals Poëzie in Spreek- en Gebarentaal met Neeltje Maria Min, Simon Vinkenoog, Ernst van Altena en dove dichters, Wie is bang voor Virginia Woolf, Het Koekoeksnest, Liedjes op het Leidseplein, De Zwerver, Stoplicht, Vreemde Juffrouw Bok, tijdens de Europese theatervoorleesdag, de Man, de Stad en het Boek en Rap in de Nederlandse Gebarentaal.
Handtheater gaf niet alleen voorstellingen, maar organiseerde ook theatercursussen en maakte educatieve materialen, zoals het eerste gebarenboek voor kinderen Wapper, het gebarenkwartet en het informatieve boek ‘101 vragen over doof zijn’.

Vanaf 1995 ging John van Gelder in Amsterdam naarstig op zoek naar een eigen theaterruimte. De zoektocht voerde langs onder andere Pakhuis Wilhelmina en het Polanentheater. Uiteindelijk vond hij in 1996 ruimte op het voormalige terrein van het Gemeentelijk Vervoer Bedrijf in Amsterdam Oud-West.
Het onderdelen- en kledingmagazijn, en de kantine van het GVB knapte hij in een intensief jaar op tot een aantrekkelijk theatertje met een tribune met 51 stoelen. Die eigen ruimte maakte de verdere groei van Handtheater mogelijk.
Voor de periode 1993 tot en met 1996 vroeg Handtheater voor de eerste maal structurele subsidie aan. Die aanvraag werd afgewezen, onder andere omdat men vond dat het gezelschap nog in de kinderschoenen stond.
In 2000 vroeg Handtheater voor de tweede maal structurele subsidie aan. Het had enige voeten in de aarde, maar uiteindelijk werd die subsidie toegekend door de stad Amsterdam en de ministeries van OCW en VWS.
Helaas moest Handtheater het eigen theater verlaten. Opnieuw werd naar een ruimte gezocht en die werd gevonden aan de De Wittenkade in Amsterdam. Het voormalige gebouw van de Nederlands Hervormde Kerk werd onder bezielende leiding van John van Gelder door een grote groep voornamelijk dove vrijwillige vakmensen omgetoverd tot een smaakvol en intiem theater, met een theaterzaal (96 stoelen), een foyer, een kleedkamer, een vergaderzaal en een kantoor. In 2003 werd het theater officieel geopend door de toenmalige Wethouder voor Cultuur Hannah Belliot.
In 2004 vroeg Handtheater voor de derde maal subsidie aan. Opnieuw ging dat niet van een leien dakje. Omdat beleidmakers, zoals wethouders, staatssecretarissen en ministers, en politici, zoals gemeenteraadsleden en kamerleden, nu eenmaal niet jarenlang hun functie vervullen, moest het bijzondere verhaal van Handtheater steeds opnieuw worden verteld. Ontstaan uit en geworteld in de dovengemeenschap werd het gezelschap telkens weer getypeerd als emancipatoir gezelschap.

Omdat de opleidingen voor de podiumkunsten niet toegankelijk zijn voor doven, heeft Handtheater vanaf de oprichting geprobeerd dove acteurs zelf een scholing aan te bieden. Dat betekende dat Handtheater theaterprojecten organiseerde op de scholen voor doven, cursussen en workshops gaf in het eigen theater en dove acteurs – voorafgaand aan de repetitie- en speelperiode – een scholing aanbood.
Die opleidingspoot drukte zwaar op de medewerkers omdat zij deze naast het maken van voorstellingen moeten verzorgen. Vandaar dat bestuur en medewerkers in mei 2006 de stichting Cultureel Centrum ’t OOG hebben opgericht. Cultureel Centrum ’t OOG was een opleidingsinstituut op het gebied van de podiumkunsten voor dove, slechthorende en horende gebarentaalgebruikers.

Handtheater vroeg voor de periode 2010 t/m 2012 structurele subsidie aan. Uiteindelijk werd de subsidie toegekend door het Fonds voor Cultuurparticipatie en de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) van de gemeente Amsterdam.

Handtheater moest het eigen theater in 2010 verlaten en heeft tot 1 september 2012 kantoorgehouden op de Zeeburgerdijk in Amsterdam. In 2010 heeft Handtheater de eigen theaterinrichting, zoals de theatertribune, theaterlampen, mengtafels, kabels en balletvloer, overgebracht naar het Doven Ontmoetings Centrum (DOC) aan de Stadhouderskade in Amsterdam. Van 1 september 2012 tot 1 oktober 2015 heeft Handtheater in het DOC een klein kantoor betrokken.

Voor de periode 2013 tot en met 2016 heeft Handtheater structurele subsidie aangevraagd bij de afdeling Kunst & Cultuur van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam en bij het Fonds voor Cultuurparticipatie in het kader van de regeling Talentontwikkeling. De gemeente Amsterdam heeft de subsidie toegekend voor de jaren 2013 en 2014. Het Fonds voor Cultuurparticipatie heeft de subsidieaanvraag van Handtheater helaas niet gehonoreerd. Naar aanleiding van deze afwijzing heeft het bestuur de beslissing genomen om Handtheater in 2015 af te sluiten. Het Fonds voor Cultuurparticipatie heeft Handtheater wel in staat gesteld om het archief te digitaliseren en ter ere van het 25jarig bestaan een symposium te organiseren Met ’t OOG op de Toekomst. Dat symposium heeft plaatsgevonden op 27 juni 2015. Op dat symposium is de archiefsite als erfenis voor de dovengemeenschap symbolisch overgedragen aan de stichting Bob en Sophie.